DE HOBBYFOKKER AAN HET WOORD

 

W.T.J. Hermans, Loosduinen
Toen mij gevraagd werd iets te schrijven voor ons blad “De Geitehouder” over onze belevenissen met het, als hobby, houden van melkgeiten, had ik niet kunnen denken dat de man die ons op het spoor zette van deze bloeiende hobby, niet meer onder ons zou zijn.
En dan bedoel ik de heer S. de Jong Szn. Wat hij voor de geitenhouderij in ons land betekend heeft, kunnen anderen beter beoordelen. Maar de tochten die wij met hem, soms ook in gezelschap van zijn vrouw, langs vele geitenhouders mochten maken, zijn evenzoveel fijne herinneringen aan gastvrije mensen, waar wij hartelijk welkom waren.


Een uitspraak van hem was: Geiten zijn van belang, maar de mensen die ze houden zijn veel belangrijker. En dat merkte je aan zijn warme belangstelling, in het wel en wee van de mensen waarmee hij te maken had.
Het was in 1972 dat ik in contact kwam met de heer de Jong, die toen voor de Zuid-Hollandse Dwerggeitenfokkers een cursus gaf over de verzorging en voeding van geiten.
Wij hadden in die tijd al wel een paar melkgeiten, maar die hadden waarschijnlijk een flinke portie dwerggeitenbloed in de aderen.
En zoals het waarschijnlijk veel geitenhouders is vergaan, met de heer de Jong praten over geiten betekent lid worden van een geitenfokvereniging en dan stamboekgeiten gaan houden.

Onze eerste lammeren kochten we toen bij Coen de Jongh uit Lisse. Daar leerden we dat geiten kopen soms een langdurige bezigheid is. Niet dat er zolang over de prijs gepraat moest worden, want die was heel redelijk. Maar de goede raadgevingen en de rondleiding langs de geiten, waar dan ook weer veel over te vertellen was, was een leuke en leerzame ervaring.

Wat onze fokkerij betreft, waren we niet zo gelukkig, enkel bokken en geen geitjes.
Door het bezoeken van een keuring in Friesland in 1975 kwamen we in gesprek met mevrouw Kraaij, die daar bij de kaaskeuring de prijs voor de beste geitenkaas mocht meenemen.
Omdat wij zelf ook wilden proberen de melk te verwerken tot kaas, werd er een afspraak gemaakt, en stonden we enkele weken later bij de familie Kraaij in huis. De geheimen van het kaasmaken werden ons duidelijk gemaakt, en de stal met de geiten werd bekeken, het was een lieve lust.
Met twee Witte lammeren en een schat aan gegevens over het houden van geiten en het maken van kaas reden we huiswaarts.
De lammeren groeiden voorspoedig en konden op de keuring behoorlijk meekomen. De Hiltje’s Margreten die nu onze stal bevolken, stammen uit deze twee dieren, en daar hebben we nog steeds schik van.
Een van onze Hiltje’s was op de Inspecteurs- en Keurmeestersdag in Nootdorp (dat is dus al een aantal jaar geleden), uitverkoren om beoordeeld en ingeschreven te worden. Daar hebben we gemerkt dat dat geen eenvoudige zaak is, want het verschil in beoordeling was erg groot, al geloof ik dat men nu al meer op een lijn zit.

Onze geitenstapel werd later nog eens aangevuld met twee lammeren uit de stal van Gerda en Wim Clements uit Almkerk, waarvan onze Gerda’s een goede afstammeling is.
Ook de bok Clemens komt uit deze stal, en hoewel zijn nakomelingen wat meer maat mochten hebben, mag hij toch nog een jaar blijven.
W.T.J. Hermans op de bokkenkeuring van Berkenwoude. De provinciale groep van Zuid-Holland op de Nationale keuring 1982, met de begeleiders: S. Clements, W. van Vuuren, Th. van Vuuren, W.T.J. Hermans en J.G.M. Turk.
Wonende onder de rook van de stad Den Haag en ingeklemd tussen de kassen van de glazen stad ’t Westland is er in de buurt weinig contact met geitenhouders, want ze zijn er bijna niet.
Maar doordat de heer de Jong nogal eens mensen die geinteresseerd waren in geiten naar ons verwees, kwamen we in contact met een Hollandse familie die in Oostenrijk woont en daar ook veel plezier beleven aan het houden van melkgeiten en de producten (overwegend kaas), verkopen aan huis en op de Bauernmarkt die in het toeristenseizoen wekelijks wordt gehouden.
Daar wij al vele jaren onze vakantie bij hen vieren, kwam het idee op, om eens een paar Hollandse geiten mee te nemen.
Maar als gezagsgetrouwe burgers wilden wij de officiele weg bewandelen. Dus inlichtingen vragen bij de Rijksdienst Vee en Vlees te Rotterdam, wat de eisen zijn voor export naar Oostenrijk. Daar wist men het niet, maar belt u Den Haag. Den Haag gebeld. Wat zegt u, weet Rotterdam het niet? Meneer legt u de hoorn neer en bel over tien minuten Rotterdam nog eens. Ja maar als u het weet, kunt u het mij toch zeggen? Meneer doet u maar wat ik zeg.
Kijk en toen hadden wij wijzer moeten wezen, en begrijpen dat de ambtelijke weg voor de gewone geitenhouders onbegrijpelijk is.

Maar nee, wij moesten zo nodig eigenwijzer zijn dan onze dieren en gingen dus door. Het was begin februari 1990, de dieren moesten onderzocht worden op CAE, Abortus Bang en T.B.C. en geent voor Mond-en-klauwzeer.
Daar de dierenarts onder de kring Alkmaar viel, en wij onder Rotterdam, ging er iets mis met de uitslagen en omdat deze 30 dagen na het tappen niet meer geldig waren, moest er opnieuw gemonsterd worden.
Door allerlei oorzaken buiten onze schuld, herhaalde dit zich nog enkele malen.

Maar eindelijk was het zover, de geiten waren gezond bevonden en zouden vanuit Brakel de reis naar Oostenrijk beginnen. Alleen moesten ze nog door een inspecteur van de kring Oss van de R.V.V. gecontroleerd worden.
En toen ging er weer iets mis. CAE en Maedi Visna zijn twee benamingen voor dezelfde ziekte, alleen schijnt de een bij geiten en de ander bij schapen gebruikt te worden. Dat was deze inspecteur niet bekend, dus mochten ze niet op transport.
Onze dierenarts was niet te bereiken om deze man uit de droom te helpen, met als gevolg de veewagen vertrok zonder de geiten.

Toen de volgende dag alles toch in orde bleek te zijn, besloten wij ze zelf te gaan brengen, en dat moet je ook niet doen als je niet precies weet wat voor grensdocumenten daar voor nodig zijn.
Maar ervan uitgaande dat het transportbedrijf wat vee door heel Europa transporteert ook papieren in orde had, hebben we de geiten plus papieren in Brakel opgehaald en ging het richting Duitse grens.
Een grensexpediteur moet dan iets onduidelijks doen met je papieren, dan naar de Hollandse en Duitse douane en dan naar de dierenarts.
Maar verder dan de Duitse beambte kwamen we niet, want bij die bos papieren zat geen doorvoervergunning. Aanvragen in Dusseldorf, wachttijd ongeveer drie weken. En of we nu al zeiden dat we maar een uur of tien lucht van ze nodig hadden, het hielp niet, we mochten er niet door.
Bovendien waren we op Duits grondgebied en moesten we eerst een invoervergunning voor Nederland in orde maken bij een grensexpediteur.

Maar de volgende dag heb je dan toch zoiets van dat laat ik er niet bij zitten. We belden onze Hollandse vrienden in Oostenrijk om te vertellen hoe we gevaren waren.
Nu hadden zij een heel goede relatie in Den Haag, zodat we binnen enkele dagen die doorvoervergunning hadden, alleen was nu de gezondheidsverklaring verlopen, dus de hele procedure opnieuw gestart en als streefdatum voor transport het begin van onze vakantie.
Na enkele kleine problemen was het dan zover. De inspecteur van de R.V.V. was ’s morgens om zeven uur in Hoek van Holland en zou daar de dieren inspecteren en het veewagentje verzegelen.
Met toch iets van spanning ging het weer richting Duitse grens, voor de zekerheid nu bij Elten. Alles bleek in ordnung en opgelucht ging het richting Oostenrijk, snelheid ongeveer 80 km per uur, want ze letten scherp op, en dan is het toch een hele zit.
Op de verschillende stopplaatsen hadden we veel bekijks, als de zijkleppen even open stonden voor wat frisse lucht. Het is grappig hoeveel mensen dan ook geiten hadden, vroeger thuis of bij opa.
Toch konden we niet te lang kletsen, want de dierenarts aan de Oostenrijkse grens ging om 23:30 weg.

We waren er dan ook niet op tijd en werden verwelkomd door onze vrienden die ook de invoervergunning voor Oostenrijk bij zich hadden. Dus op naar de douane, oke.
Toen naar de dierenarts die de papieren bekeek en zei dat ze ons niet door kon laten, want ze moest eerst Wenen bellen en dat kon morgen pas, er klopte een datum niet. Wie zei er ook al weer: “Als je wilt vloeken, moet je geiten houden”? Nou wij weten inmiddels een betere.
Op mijn vraag of dan in elk geval het zegel verbroken mocht worden, zodat de geiten gemolken konden worden, werd instemmend geknikt. Dus daar er niets te eten of te drinken te koop was op dat uur, hadden wij warme geitenmelk om de nacht door te komen.

Na de eerste uren pratend met onze vrienden doorgebracht te hebben, wilden we toch wel een poosje slapen, en dat moest half zittend in de auto.
Rond zes uur kwam het verkeer weer op gang en even over achten kwam het verlossende telefoontje uit Wenen, alles in ordnung weiter fahren, met veel verontschuldigingen.
Nu ging alles verder voorspoedig, er stond zelfs een bord met daarop Herzlich Wilkomm, dus dat maakte alles weer goed.
De geiten voelden zich al gauw thuis en wij hadden een fijne vakantie.
Als er geitenhouders zijn die een vakantieadres in Oostenrijk zoeken, weten wij er een. Het is net of je thuis bent, met geiten vlak achter het huis.

Tijdens onze vakantie kwam de plaatselijke dierenarts ook nog langs. Hij had de papieren van de grensdierenarts gekregen, en kwam nu de geiten bloed tappen voor onderzoek op CAE en abortus bang. Wij gingen er haast van jodelen.
Maar een hobby geitenhouder snapt zoiets ook niet.
W.T.J. Hermans, Loosduinen
"De Geitehouder",  juli/augustus 1991

 

WWW.WITTEGEITEN.ORG